Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [53]Doch tegen [54]u heeft de HEERE [55]bevolen, [56]dat er van uw naam niemand meer gezaaid zal worden; uit het huis uws gods zal Ik uitroeien [57]de gesneden en gegoten beelden; Ik zal u [58][daar] een graf maken, [59]als gij zult veracht zijn geworden. 53. Of, doch van u heeft de Heere bevoelen. 54. O gij Ninevieten, of, o gij koning van Assyrie. 55. Te weten, aan den koning der Meden en van Babylonie, u met uw volk ten enenmale uit te roeien; dit heeft God alzo over u besloten te zullen geschieden. 56. Dat is, gij zult zo ganselijk en geheellijk onderdrukt worden, dat er na dezen niemand meer uwen naam voeren zal; of dat men niet meer van u spreken zal, gelijk men tot nog toe gedaan heeft. 57. Dat is, uwe goden, die gij aldaar pleegt te aanbidden. 58. Te weten, in het huis van uw god Nisroch. Zie de voltrekking dezer profetie. 2 Kon.19:37, en Jes.37:38. 59. Te weten, badat gij met schande en met schade uit het land Juda zult gevlucht zijn, waarover gij in grote verachtzaamheid zult komen bij alle natien.